Henk Kok geinterviewd door AT-5 ter gelegenheid van de opening van Museum Tot Zover op 19 december 2007 Henk Kok geinterviewd door AT-5 ter gelegenheid van de opening van Museum Tot Zover op 19 december 2007

Tot Zover

In Memoriam Henk Kok

Op 9 januari overleed Henk Kok, funerair historicus en initiatiefnemer van Museum Tot Zover. Zijn fascinatie voor alles wat met uitvaart te maken had stopte nooit, tot aan zijn laatste snik was hij bezig met dit onderwerp.


Kok redde allerlei funeraire volksgebruiken van de vergetelheid, schreef en sprak er onvermoeibaar over en was een vasthoudend speurder. Hoewel hij de laatste jaren afstand nam van Museum Tot Zover is zijn belang voor zowel het museum als voor de Nederlandse funeraire geschiedschrijving bijzonder groot.

Toen Henk Kok in de jaren 1950 ging werken als vertegenwoordiger van een uitvaartverzekeraar, was zijn interesse in alles wat met uitvaart te maken had al direct bovengemiddeld. Hij begon over funeraire geschiedenis te lezen en spullen te verzamelen. Al in 1964 sprak hij met enkele prominenten uit de uitvaartbranche over zijn idee om een uitvaartmuseum op te richten. Het museum zou pas een halve eeuw later zijn deuren openen, maar Kok zat ondertussen niet stil.

In 1970 publiceerde hij zijn bekendste boek, De geschiedenis van de laatste eer in Nederland, in 2005 verschenen in een uitgebreide editie als Thanatos. Het boek is Kok ten voeten uit. Het etaleert zijn voorliefde voor lokale gebruiken en anekdotische verhalen, en de grotere historische context raakt wel eens ondergesneeuwd. Het is het eerste werk dat de Nederlandse geschiedenis van de omgang met de dood beschrijft en het is nog altijd een standaardwerk. Koks enthousiasme en de ongekende ijver maken zijn wetenschappelijke nonchalance helemaal goed en passen de amateurhistoricus. Deze en andere publicaties zitten bovendien vol verrukkelijke funeraire anekdoten die hij uit alle hoeken van de samenleving wist op te duiken.

Kok was ook onvermoeibaar in het geven van lezingen. Jarenlang struinde hij met zijn dia’s stad en land af en informeerde zo oneindig veel mensen over het onderwerp van zijn passie, dat voor velen een taboe was (en is). Hij was te horen op de radio, adviseerde bij televisieprogramma’s en was eindredacteur van een Teleac-serie over de dood. Las hij een artikel van iemand anders over ‘zijn’ onderwerp, dan speurde hij fouten op en schreef direct een brief aan het tijdschrift, de auteur of de uitgever in kwestie.

Dankzij Henk Kok is de Stichting Nederlands Uitvaartmuseum opgericht in 1990. Hij bleef er vele jaren lang hard aan trekken. Vanaf het moment dat er een stichting was verzamelde hij vooral voor het uitvaartmuseum. Hoogtepunt was de verwerving van de 1ste klasse staatsielijkkoets in 1995, mogelijk gemaakt door de Facultatieve Verzekeringen. Kok wist enkele grote verzekeraars en vele uitvaartondernemers te verleiden om geld in het museum in oprichting te steken. Na enkele al te ambitieuze plannen werd vanaf het jaar 2000 gewerkt aan een museum op kleinere schaal met Kok als adviseur van het bestuur en conservator van de collectie. Kok overleefde enkele strubbelingen met het bestuur, mede ingegeven door de koppigheid die hem zo ver had gebracht.

 

In augustus 2004 werd ik aangesteld als projectleider van de stichting. Pas vele maanden later maakte ik kennis met Henk en kon ik de door hem verzamelde collectie zien. Argwanend als hij was, wilde hij eerst nog enkele zaken met het bestuur hebben geregeld, en ik denk dat hij ook even de kat uit de boom wilde kijken. Bij de ontmoeting bleek hij warm en vriendelijk, en ook opgelucht dat het museum er dan toch ging komen. Zijn vrouw was mee en dat was fijn. Rie was geduldig en schaafde Koks scherpe kantjes een beetje weg.

In december 2007 kwam dan het grote moment en werd Nederlands Uitvaart Museum Tot Zover geopend door Henk Kok en zijn vrouw Rie, zijn steun en toeverlaat. Hij had het inrichtingsconcept overgelaten aan bestuur en museumstaf, maar had het daar wel moeilijk mee. Zijn gedrevenheid maakte het lastig om anderen te zien voetballen op het veld dat hij voor zichzelf had gereserveerd. Eigenlijk zou minister Plasterk het museum openen met Henk en Rie Kok als eregasten, maar Plasterk zegde op het laatste moment af en toen was Kok sportief genoeg om de openingshandeling over te nemen.

Het museum werd echter niet wat Henk Kok voor ogen had. Hij had een oudheidskamer in gedachte, wij gingen voor een eigentijdse benadering met aandacht voor kunst, vormgeving en fotografie. Ook de ontwikkelingen van de uitvaart zelf zag Kok met lede ogen aan. Hij was een man van tradities en de instandhouding daarvan. Hij hield van vaste patronen. In zijn ‘funerair testament’ op de website van de door hem geïnitieerde Stichting Ankh, schreef hij: “Erger wordt het wanneer een fantasie-stoet in elkaar wordt geflanst zoals dat bij Ramses Shaffy, en deze stoet betiteld wordt als een echte ouderwetse Amsterdamse rouwstoet.” Kok beschrijft ook de ontstaansgeschiedenis van het museum en het is jammer dat er veel teleurstelling uit blijkt, terwijl hij juist zoveel heeft bereikt.

Loslaten was voor Henk Kok een lastig ding. Ook het loslaten van het leven duurde even. Kok werd 97 jaar. De dood die voor hem geen geheimen kende heeft bezit van Henk Kok genomen. Het zal me niet verbazen als Kok na zijn verscheiden nog aan Magere Hein himself commentaar heeft gegeven.


Guus Sluiter