Eikenkist met welfdeksel – een bijzondere tussenvorm van kap en plat. Uit Vos-Molenaar Grafkistenmodellenboek, jaren 1960 (collectie Tot Zover) Eikenkist met welfdeksel – een bijzondere tussenvorm van kap en plat. Uit Vos-Molenaar Grafkistenmodellenboek, jaren 1960 (collectie Tot Zover)

Tot Zover

Biografie van de doodskist

Museum Tot Zover krijgt regelmatig aanvragen van studenten voor een stageplaats of afstudeerproject. Zo werden we benaderd door Karlijn Drexhage die vanuit haar Utrechtse masteropleiding Religie en Samenleving onderzoek wilde doen naar de geschiedenis van de doodskist in Nederland.


Tekst: Laura Cramwinckel

Een relevante vraag omdat een coherent overzicht van de kistgeschiedenis ontbreekt in de wetenschappelijke literatuur. Ook een complexe vraag want een verhaal over een gebruiksvoorwerp kent veel invalshoeken. Het gaat over vorm, materiaal, sociale context, economie, maatschappelijke ontwikkelingen, juridische voorwaarden, algemene of specifieke regio’s. En wat zijn betrouwbare bronnen?

Beperk je je tot literatuur, dan zie je dat men veel naar elkaar verwijst en niet altijd even zorgvuldig. Kunstgeschiedenis en archeologie zijn ook wegwijzers: bestudering van oude prenten, schilderijen en opgravingen toont hoe we door de eeuwen heen het dode lichaam hebben ‘omhuld’. Funerair historicus Wim Cappers was voor Karlijn een grote inspiratie, hij publiceerde onlangs een geschiedenis van het dragen.

Holten vat

Het onderzoek zal verschijnen in de vorm van een longread op de museumwebsite. Hier een voorproefje dat begint bij taal. De doodskist kennen we ook als lijkkist of grafkist, maar in streektalen is men creatiever.  In Twente sprak men van een ‘vat’, in de Achterhoek van een ‘holten vat’, in Noord-Brabant van ‘krootje’ en in Limburg komen we woorden als ‘zerrek’ en ‘lichter’ tegen. In de volksmond werd er ook wel gesproken van een ‘houten overjas’. De doodskist is zo gewoon dat je haast zou vergeten dat die er ooit niet was.

Voorlopers zijn de sarcofaag, de boomstamkist en de lijkwade. De doodskist met zes houten planken is pas sinds de zeventiende eeuw gangbaar. In de Middeleeuwen werden nauwelijks kisten gebruikt. Het lichaam, gehuld in een lijkwade, werd op een draagbaar naar het graf gedragen. Omstreeks 1475 verscheen de klapkist, een herbruikbare houten kist met een scharnierende bodem. In de vijftiende en zestiende eeuw werd een kist hooguit gebruikt door de hoogste klassen. Of uitsluitend voor vervoer. Eenmaal bij het graf werd de dode eruit genomen, in doeken of in een stromat gewikkeld en ter aarde besteld.

Kap- en paneelkist

De Nederlandse doodskist kent twee basisvormen: de kapkist en de paneelkist. De dakvormig, spits toelopend deksel van de kapkist leende zich voor de symboliek van ‘laatste huis’ én een prestigieus baarkleed. Hij nam echter veel ruimte in. Daarom bepaalde de Amsterdamse overheid in 1618 dat voortaan alleen nog kisten met een platte deksel gebruikt mochten worden. Deze maatregel leidde er dus toe dat de vorm van de doodkist in Holland veranderde. Maar men was ook inventief: met een los ‘roefje’ op de kist bleef het vertrouwde kapsilhouet voorlopig in stand.

Elke twee maanden interviewt Laura Cramwinckel, projectleider Funeraire Academie, een Nederlandse of buitenlandse doodsonderzoeker over zijn of haar vakgebied. De tekst verschijnt tevens in de rubriek Funerair Onderzoek van Brancheblad Uitvaartzorg.


Academic Death Quotes

‘Van boomstam- tot paneelkist, van sober tot versierd, van gebruiksvoorwerp tot statussymbool. De oorsprong en geschiedenis van de Nederlandse doodskist is een fascinerend verhaal dat veel vertelt over onze veranderende omgang met de dood’

Laura Cramwinckel, hoofd programma Museum Tot Zover

“De meest normale dingen staan niet beschreven. En ook slecht afgebeeld. Bruikbare afbeeldingen over begrafenissen vinden we pas in Getijdenboeken, vanaf de 14e/15e eeuw, dat is al vrij laat.”

Wim Cappers, Funerair historicus over de moeizame geschiedschrijving van uitvaartcultuur


Lees meer