Een zwarte rouwsteek Een zwarte rouwsteek

Tot Zover

DE UITVAARTBRANCHE Van amateur tot professional tot... meer zelf doen?

De uitvaartbranche is een economische sector zoals elke andere branche. Want bij het verzorgen van de doden komt veel kijken. Denk aan: het regelen van de uitvaart, het delven en sluiten van graven, de productie van kisten en urnen, het leveren van bloemen, het vervoer van overledenen en nabestaanden, het runnen van mortuaria en crematoria, het bouwen van ovens, begraafplaatsbeheer, en... ben je al buiten adem?
Het wordt (bijna) allemaal beroepsmatig gedaan. Mensen verdienen er hun brood mee. In de hele uitvaartbranche gaat jaarlijks bijna 2 miljard euro om. Zo is het niet altijd geweest.


Tekst: Anja Krabben

Vroeger, tot aan het begin van de 20e eeuw, was de uitvaart vooral een zaak van familie, vrienden, buren of collega's. Met één uitzondering, de kerk verdiende een aardig zakcentje aan de dood. In de steden werden begrafenissen tot aan het einde van de 18e eeuw (cremeren gebeurde nog niet) verzorgd door gildebroeders.

Gilden

Gilden waren belangenverenigingen van personen met hetzelfde beroep, ontstaan in de vroege middeleeuwen. De leden van de gilden betaalden contributie. Er waren speciale fondsen van waaruit de gildeleden en hun eventuele familieleden financieel ondersteund konden worden in geval van arbeidsongeval, ziekte of overlijden. De kosten van begrafenissen werden betaald vanuit speciale fondsen die ook wel ‘dodenbussen’ werden genoemd.

Een gildebroeder ging langs bij alle gildeleden en 'zegde de dood aan'. Hij reikte op dat moment de begrafenispenning uit. Het was de plicht van alle gildeleden bij de begrafenis aanwezig te zijn. Gildebroeders droegen de overledene naar zijn graf en ze gaven de penning terug na afloop.

Nabuurschap

Op het platteland, in kleine, overwegend agrarische gemeenschappen zorgde de nabuurschap of noaberschap voor de uitvaart. Noaberschap kan vertaald worden als ‘burenhulp’ of ‘bijstand’. Het bestaat nog steeds, vooral in het oosten van het land. Bij geboorte en overlijden of andere momenten dat er hulp nodig is kon / kan men rekenen op de buren. De vrouwen verzorgen de dode en ontvangen het rouwbezoek, de mannen zorgen voor het graf en de begrafenis.

Uitvaartverenigingen

Daarnaast ontstonden er tientallen uitvaartverenigingen, meestal gebonden aan een dorp of plattelandskern. Veel uitvaartverenigingen bestaan nog steeds en soms al honderden jaren. Zij werken zonder winstoogmerk. Leden betalen een klein bedrag per jaar en zijn daarmee verzekerd van een uitvaart naar eigen wens.

De kerk als 'begraafplaatsbeheerder' voor de rijken

Tot 1829 werd er begraven in de kerk en in het hof er omheen (het kerkhof). In 1829 werd dit bij wet verboden. Begraven worden in de kerk was alleen voor rijken weggelegd. Voor dat recht betaalden ze een aanzienlijke bijdrage aan de kerk. De plaatsen het dichtst bij het altaar, zo dicht mogelijk bij de heiligste plek van de kerk, waren het meest geliefd en het duurst. Hoe verder van het altaar verwijderd, hoe lager de tarieven werden. De minder bedeelden kregen een plek op het kerkhof rond de kerk, de armen vaak in een anoniem massagraf.

Begrafenisfondsen

Na het verdwijnen van de gilden bleven de dodenbussen bestaan, deze groeiden uit tot begrafenisfondsen. Enkele van de huidige grote uitvaartverzekeraars komen voort uit dergelijke fondsen. Zoals Monuta, uit de ‘Apeldoornsche Begrafenisvereeniging’ opgericht in 1923, en DELA, voorheen begrafenisvereniging 'Draagt Elkanders Lasten'.

Eenvoudige lieden

Na het verdwijnen van de gilden eind 18e, begin 19e eeuw, werd het aanzeggen van de doden in de steden gedaan door een koster, die dit werk er vaak als nevenverdienste bij deed, of door een aanspreker die door de stad werd aangesteld. Zij breidden hun werkzaamheden uit tot het verzorgen van de begrafenis en zijn de voorlopers van de vele kleinere en particuliere uitvaartondernemers die vandaag de dag bestaan naast de grote uitvaartverzekeraars en -verzorgers.

De aanzegger was meestal iemand van eenvoudige komaf, waar graag de spot mee werd gedreven. Vanwege zijn gemaakte deftigheid en zijn protserige kleding en vanwege zijn vermeende (en blijkens de overlevering niet zelden werkelijke) drank- en geldzucht.

Professionalisering

Deze begrafenisverenigingen groeiden uit tot de grote uitvaartverzekeringen van nu, de grootste heeft bijna 4 miljoen verzekerden. In een tijd dat de meeste mensen nauwelijks financiële reserves hadden, was de beste manier om te sparen voor een begrafenis via een begrafenisvereniging (later uitvaartverzekering), door middel van een klein bedrag per maand. En nog steeds zien veel mensen dat als een onontbeerlijke verzekering.

De professionalisering van de uitvaart hield gelijke tred met de steeds grotere stilte rond stervenden en overledenen, ook wel taboeïsering van de dood genoemd. De zorg voor de doden en het verzorgen van de uitvaart werd uit handen gegeven aan vreemden, aan professionals.

Standaard en in natura

Typisch Nederlands is de natura-uitvaartverzekering. Dat wil zeggen dat bij overlijden niet wordt uitgekeerd in geld maar in diensten. De uitvaart wordt verzorgd door de uitvaartverzekeraar. De inhoud van een uitvaart van de naturaverzekeraar is gebaseerd op de grootst gemeenschappelijke deler, wat ongeveer neerkomt op twee auto's, 75 eenvoudige rouwkaarten, een simpele, eikenhouten, gefineerde, spaanplaten kist en een algemeen graf: het standaardpakket. De natura-uitvaartverzekering nam vooral in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een enorme vlucht. Ook werd in deze periode cremeren steeds populairder. Niet te lang stilstaan bij de dood was het motto en een eenvoudige, snelle en 'schone' crematie voor de overledene. 

Nieuwkomers en vrouwen

Een wat oudere, kleurloze man, het type dat nooit jong lijkt te zijn geweest, deftig en ouderwets gekleed, met hoge hoed, en daardoor neigend naar het potsierlijke. Afstandelijk, zeer correct in de omgang, op het stijve af, serieus en humorloos. Een zwarte kraai. Lang was dit het beeld van een uitvaartondernemer.

Tót enkele decennia terug. Zo ongeveer rond begin jaren negentig van de vorige eeuw kwamen er meer jongeren in het vak en er vooral ook meer vrouwen, die kleinschalige bedrijven begonnen en de uitvaart vooral 'persoonlijker' wilden maken. Zij voldeden hiermee aan een steeds vaker horende  vraag van nabestaanden – én stervenden die zelf hun uitvaart regelden, zoals jonge mannen die overleden aan aids – naar meer betrokkenheid. Wat leidde tot individuele uitvaartwensen.

Persoonlijk en uniek

De nieuwkomers dwongen de grote en bestaande uitvaartondernemers hun werkwijze te evalueren en het 'standaardpakket'  te herzien. Zowel de grote als de kleine uitvaartondernemingen trachten nu zoveel mogelijk te voldoen aan alle specifieke wensen van hun klanten. Een uitvaart kun je tenslotte nooit over doen, het moet meteen goed zijn.

 

Ruime keuze

De 'persoonlijke uitvaart' leidde ook tot een explosie van nieuwe uitvaartproducten, van bestaande en nieuwe bedrijven, handwerklieden en kunstenaars. Kisten, urnen en grafstenen zijn verkrijgbaar in alle vormen, maten, kleuren en technieken. Geairbrushte lijkbaren, assieraden, fotografstenen, eco wilgentenen kisten, het is er allemaal.

Vrij beroep, vrije prijzen

Het beroep van uitvaartondernemer is een vrij beroep. Dat wil zeggen dat iedereen, zonder dat daar een opleiding of diploma voor nodig is, zijn eigen uitvaartonderneming kan beginnen.

De branche wordt niet door de overheid gereguleerd en kent een grote variatie in prijzen, van uitvaartondernemers, kisten, graven et cetera. De steeds verder gaande professionalisering van de uitvaartbranche heeft wel geleid tot zelfregulering. Zo kunnen nabestaanden met hun klacht terecht bij de onafhankelijke Ombudsman Uitvaartwezen en is er een Keurmerk Uitvaartzorg.

 

Vooroordeel

Geld verdienen aan de dood, het blijft voor veel mensen een nare bijsmaak houden. Het hoort bij deze branche zo af en toe met dit vooroordeel te maken te krijgen, een lijkenpikker genoemd te worden. Dan kun je nog zo'n respectabele uitvaartondernemer of begraafplaatsbeheerder zijn: je verdient aan de ellende van een ander en daarbij gaat het ook nog eens om flinke bedragen. Geld verdienen aan de dood, dat hoort eigenlijk niet.

 

De toekomst: digitaal je eigen uitvaart regelen?

Staat de uitvaartbranche wederom op een keerpunt, vanwege de digitalisering? Volgens het Centraal Planbureau zijn het vooral dienstverleners die steeds meer verkopen via internet. Ook de uitvaartsector is een dienstverlenende sector. De uitvaartondernemer is de middenman tussen consument (nabestaande) en de leveranciers van producten (kisten, urnen) en diensten (begraven, cremeren, vervoer, catering). In andere branches  is de rol van de middenman voor een groot deel verdwenen. Wie gaat er nog naar een reisbureau? Zal in de nabije toekomst online je uitvaart regelen ook heel normaal zijn? Met stuntprijzen?


Lees verder