Fred van Roijen foto: Ghislaine de Rond Fred van Roijen foto: Ghislaine de Rond

Tot Zover

#TeamTotZover: Fred van Roijen

Drie jaar na de opening in 2007, kwam Fred als suppoost bij Tot Zover werken. Inmiddels is hij vast onderdeel gaan uitmaken van het museum. Als voormalig kistdrager kende hij destijds de begraafplaats al wel, maar dat er ook een uitvaartmuseum stond, ontdekte hij via een vacature in de vrijwilligerscentrale. Na negen jaar vindt hij Tot Zover nog altijd een mooie en waardevolle plek om te werken.


Interview door Ghislaine de Rond

Op de vraag wat het raarste of mooiste is wat Fred tijdens het werk hier heeft meegemaakt, lacht hij en zegt: ‘Ik heb vanaf mijn 18e in het uitvaartbedrijf gewerkt en ben nu 65 dus heb veel zien veranderen en wat is nog raar? Eigenlijk niets meer, want ik heb zoveel dingen gezien waarvan ik dacht “oh ja, zo kan het ook nog”. In het museum heeft hij in elk geval niets raars meegemaakt, wel vond hij de tentoonstelling Especially for you opmerkelijk. Tijdens de opening van deze tentoonstelling over de kist als lifestyle-artikel, was het mogelijk om je te laten fotograferen op een kist. Ook hingen er kalenders in de hal met schaarsgeklede dames op doodskisten.

Fred: ‘Ik ben met een collega op de foto gegaan op de kist met boa’s om en van die lange, zwarte handschoenen en pruiken enzo. Toen had ik haar een kerstkaart gestuurd en kreeg ik er een terug met die foto’, voegt hij lachend toe. ‘Dat was heel leuk, ja. Veel mensen die binnenkwamen hadden eerst zoiets van: “nou zeg, al die schaarsgeklede vrouwen in een Uitvaartmuseum” en dan hoorde ik even later een hoop gelach en gedoe uit die fotoruimte komen want dan zaten ze toch met pruiken en boa’s om op die kist. Dat was wel grappig dat mensen dan ineens in vijf minuten tijd een omslag maakten.’

Fred was naar eigen zeggen al nooit afkerig van musea, maar is sinds zijn werk in het museum toch wel tot de ‘museumbezoekers’ gaan behoren: ‘Je vindt mij regelmatig in het museum.’ Freds favorieten zijn het Rijksmuseum, Van Goghmuseum, Joods Historisch Museum, Amsterdam Museum en het Rembrandthuis. Hij houdt van de geschiedenis van Amsterdam: ‘daar heb ik me altijd al voor geïnteresseerd. We zeggen weleens “gatverdarrie, het barst van de toeristen”, maar ik voel me er toch altijd als een vis in het water.’

Relatie met de dood

Met een vader werkzaam in het uitvaartbedrijf, is Fred opgegroeid met de dood: ‘Hij heeft ook op De Nieuwe Ooster gewerkt, ik zelf ook, ik heb op alle begraafplaatsen begraven en later heb ik zo’n zestien jaar met een collega samen en particuliere ondernemers overledenen verzorgd, dus kisten, kleden en opbaren.. Er is heel veel dood door mijn vingers gegaan.’

Ik spreek Fred in café Roosenburgh met op de achtergrond de muziek van het Surinaamse bazuinorkest dat buiten op de begraafplaats voorbij komt. Fred vertelt over de tijd dat hij als drager werkte tijdens Surinaamse uitvaarten: ‘Wij waren dan met acht dragers, maar er gingen altijd familieleden meedragen en dan gingen ze ook dansen. Ik moest ook mee rondjes draaien en naar voren en naar achteren en dat soort dingen.’ We kijken naar het orkest buiten. ‘Dit is echt een speciale dragersgroep die helemaal op elkaar ingespeeld is. Ik had natuurlijk ook collega’s die niet zoveel gevoel voor ritme hadden en die liepen een beetje raar te schutteren onder die kist.’ Hij knikt naar buiten: ‘Maar zij hebben daar een hele souplesse voor en dat hoort helemaal bij hun ritueel.’

In de tijd dat Fred drager was, had je nog geen rijdende baar en ook geen Arbowet: ‘alles was dragen, dus of iemand nou 150 kilo woog of niet, hij moest naar het graf gedragen worden. Tegenwoordig is het een bijbaan voor studenten. Ik heb er jaren echt mijn geld mee verdiend, het was een fulltime job. Ik ging altijd de deur uit voor zes, zeven, acht begrafenissen op een dag. Door de jaren heen kwam het cremeren steeds meer in dus kwam er geleidelijk aan minder werk. Zeven/acht begrafenissen zou niet eens meer kunnen want tegenwoordig krijg je standaard drie kwartier in de aula. Er waren drie orgelmuziekjes en dat was het enige, geen muziekinstallatie of whatever. Er werden drie orgelmuziekjes gespeeld en dat was het aulawerk en er was zelden een spreker. Die aula-uitvaarten duurden niet langer dan tien minuten. Daarom kon dat ook achter elkaar door gaan. Maar niets is blijvend.’

Tot Zover

Het contact met de mensen spreekt Fred aan in het werk als suppoost: ‘Het gaat hier over dood maar ook heel erg over het leven, verlies, emotie en verdriet. Soms ontstaan daar dus gesprekken over en dat vind ik heel waardevol. Het is ook een mooie plek om te werken. Dat gevoel heb ik altijd gehad. Er heeft hier ook weleens iemand aan mij gevraagd: “Meneer, wat is uw fascinatie met de dood”, ik zei: “daar heb ik eigenlijk geen fascinatie mee”, het is er en ik heb meer fascinatie met het leven en daar hoort de dood onlosmakelijk bij.’